Browsing by Supervisor "Janse, E."
Now showing 1 - 20 of 111
Results Per Page
Sort Options
Item Ageing, Perceived Human- or Robot-Likeness and Sound Type: Exploring Emotion Recognition from Semantic Free Utterances in HRI.(2023-08-29) Ermers, LauraAs more robots are integrated into real-life settings, it is important to tailor a robot to the needs of its operational context. The specific robot this research revolves around is a hospital robot that transports laboratory samples. As the hospital is a multi-cultural space with visitors of all ages, a broad public needs to be able to understand this robot. An opportunity lies in the usage of Semantic Free Utterances, but how do people of all ages, especially elderly, perceive those? In this thesis, the influence of age, perceived human- or robot-likeness, and dataset on the ability to recognize different emotions from Semantic Free Utterances was investigated. The results of two experiments indicate that the emotion recognition ability declines with age, and that ageing affects individual emotions differently. Better emotion recognition rates were found for sounds that were perceived as more human-like, as well as sounds from a database with more human-like stimuli.Item Air- and Bone-conducted Brainstem Evoked Response Audiometry, collection of normative data for the new-developed level-specific CE-chirp stimulus in normal-hearing adults.(2016-10-31) Klaassen, M.The LS CE-chirp stimulus attempts to compensate for the cochlear travelling wave delay and the change in latency with frequency per intensity. The aim of this study is to evaluate the suitability of the LS CE-chirp for air-conduction (AC) and bone-conduction (BC) ABR measurements. This study focuses on the latency for the AC and BC broadband (BB) and four different narrowband (NB) LS CE-chirp evoked ABRs. Broadband and narrowband LS CE-chirp evoked AC and BC ABRs are recorded in 50 normal-hearing young adults (25 females, 25 males). AC ABR measurements are performed at 40, 70 and 90 dB nHL and BC ABR at 40 dB nHL only. Stimuli are presented in both condensation and rarefaction polarity. Results: BB and NB LS CE-chirps show similar latencies within one transduction method and one intensity. This indicates that the latency changes with frequency defined per intensity in the model of the LS CE-chirp are an adequate compensation for the cochlear travelling wave delay. Between transduction methods, significant differences in latency are found. Furthermore, significant differences in latency are found between the 40, 70 and 90 dB nHL conditions for each chirp except the NB 2k LS CE-chirp. Moreover, results show relatively good agreement between the objective and subjective measures of BC hearing threshold.Item Akoestische analyses na interactieve gaming: dysartrische spraak versus gezonde spraak(2017-07-13) Dijk, K.W. vanIn de huidige studie is gekeken naar de verschillen tussen spraak van gezonde Nederlandstalige mannelijke participanten en Nederlandstalige mannelijke participanten met een dysartrie ten gevolge van M. Parkinson of een CVA. De dysartrische participanten hebben vier weken therapie gehad middels een interactieve game die onderdeel is van het CHASING-project (Waag Society, 2015). De akoestische maten die zijn gebruikt voor de vergelijking zijn toonhoogte, luidheid en monotonie. De data is verzameld middels het EST2-programma, waarin de voorgelezen uitingen participanten opgenomen en opgeslagen werden. Uit de resultaten kwam naar voren dat de spraak van de participanten met dysartrie overeen kwam wat betreft de toonhoogte. De luidheid en monotonie kwam niet overeen tussen de groepen. Echter kan niet met zekerheid geconcludeerd worden of de spraak van mannen met een dysartrie na therapie door middel van interactieve gaming overeen komt met de spraak van gezonde mannen. Hier zou verder onderzoek naar gedaan moeten worden.Item ALCOHOLINTOXICATIE EN DE COLOR WORD STROOP TEST(2021-07-13) Schuurman, L.Eerdere onderzoeken beschrijft de vermindering van responsinhibitie bij alcoholintoxicatie. Voor aandachtinhibitie bleek dit effect inconsistent, wanneer gemeten wordt met de overal- of interferentiescores op de Color Stroop Test (CST). Binnen deze onderzoeken zijn relatief grote aantallen woorden aangeboden. Deze grote aantallen zouden mogelijk de kans op automatisering van de opdracht en focus kunnen vergroten. Op deze geautomatiseerde aandacht heeft alcoholintoxicatie juist relatief weinig effect. In het huidige onderzoek is een relatief klein aantal woorden aangeboden bij de CST. Hiermee wordt beoogd het effect van alcoholintoxicatie op de aandachtinhibitie te onderzoeken, met een verminderde kans op geautomatiseerde aandachtinhibitie. Hiervoor zijn de Reactietijden (RT) en Foutenpercentages (FP) van 16 deelnemers op de CST gemeten. Hierbij was een alcoholgroep (N 8) met een BAC van 0.05% en een non-alcoholgroep (N 8) opgenomen. Ook met dit kleinere aantal woorden werd geen duidelijk effect gevonden van alcoholintoxicatie op de overalscore of op aandachtinhibitie.Item Beoordeling spraakverstaanbaarheid van dysartrische en referentie spraak middels een luisterexperiment.(2020-04-10) Boogmans, F.A.C.De huidige pilotstudie is tweeledig en heeft ten eerste onderzoek gedaan naar de correlatie tussen diverse subjectieve meetmethoden (Visual Analogue Scale [VAS] en orthografische transcriptie) en objectieve maten (onder andere luidheid, toonhoogte, duur en formanten) om verstaanbaarheid bij dysartrische sprekers en referentie sprekers in kaart te brengen. Ten tweede werd binnen de huidige pilotstudie het effect van de interactieve game ‘Treasure Hunters’ (Ganzeboom et al., 2018) op de verstaanbaarheid van de dysartrische spreker bepaald. Om bovenstaande te kunnen onderzoeken heeft een online luisterexperiment onder elf logopedisten plaatsgevonden. Uit de pilotstudie bleek dat maar een enkele objectieve maat correleerde met de subjectieve meetmethoden. Tevens kwam naar voren dat bij het grotendeel van de sprekers sprake was van een verbetering in verstaanbaarheid na therapie middels de interactieve game.Item Bimodale of bilaterale stimulatie?(2019-05-20) Geelen, S.E.J.C.Het doel van deze thesis is het in kaart brengen van de auditieve mogelijkheden van kinderen die gebruik maken van bilaterale stimulatie en kinderen die gebruik maken van bimodale stimulatie om zo een antwoord te kunnen geven op de vraag of bilaterale stimulatie meer voordelen levert dan bimodale stimulatie. Er is gekeken naar een verschil in spraakverstaan, lokalisatiemogelijkheden en prosodische perceptie bij zes bimodaal geïmplanteerde en vijf bilateraal geïmplanteerde kinderen. De resultaten van de studiegroepen zijn vergeleken met de resultaten van twaalf normaalhorende kinderen. De resultaten betreffende spraakverstaan in ruis waren niet significant verschillend tussen de bimodale en de bilaterale studiegroep. Bij de lokalisatietaak werd er een significant voordeel gevonden tussen de studiegroepen. De normaalhorende groep kinderen behaalden op alle onderdelen significant betere resultaten dan de twee studiegroepen. Concluderend lijt het uit de resultaten van deze studie nauwelijks uit te maken of er bimodale of bilaterale stimulatie plaatsvindt, wanneer er sprake is van bruikbaar restgehoor. Er werd alleen een klein voordeel gevonden voor de bilaterale groep betreft lokalisatiemogelijkheden. het ondezoek is echetr uitgevoerd met kleine onderzoeksgroepen, waardoor er geen harde conclusies getrokken kunnen worden.Item Bimodale of bilaterale stimulatie?(2019-05-20) Geelen, S.E.J.C.Het doel van deze thesis is het in kaart brengen van de auditieve mogelijkheden van kinderen die gebruik maken van bilaterale stimulatie en kinderen die gebruik maken van bimodale stimulatie om zo een antwoord te kunnen geven op de vraag of bilaterale stimulatie meer voordelen levert dan bimodale stimulatie. Er is gekeken naar een verschil in spraakverstaan, lokalisatiemogelijkheden en prosodische perceptie bij zes bimodaal geïmplanteerde en vijf bilateraal geïmplanteerde kinderen. De resultaten van de studiegroepen zijn vergeleken met de resultaten van twaalf normaalhorende kinderen. De resultaten betreffende spraakverstaan in ruis waren niet significant verschillend tussen de bimodale en de bilaterale studiegroep. Bij de lokalisatietaak werd er een significant voordeel gevonden voor de bilaterale studiegroep. Betreffende de prosodische perceptie werden er geen verschillen gevonden tussen de studiegroepen. De normaalhorende groep kinderen behaalden op alle onderdelen significant betere resultaten dan de twee studiegroepen. Concluderend lijkt het uit de resultaten van deze studie nauwelijks uit te maken of er bimodale of bilaterale stimulatie plaatsvindt, wanneer er sprake is van bruikbaar restgehoor. Er werd alleen een klein voordeel gevonden voor de bilaterale groep betreft lokalisatiemogelijkheden. Het onderzoek is echter uitgevoerd met kleine onderzoeksgroepen, waardoor er geen harde conclusies getrokken kunnen worden.Item Brainstem Evoked Response Audiometry via Bone Conduction: The Clinical Assessment of Conductive Hearing Losses(2018-11-29) Tibboel, M.E.Background To prevent a delay in the speech and/or language development of a child, early diagnosis of a hearing loss is crucial. Since it can be difficult to administer pure tone audiometry (PTA) in young children, brainstem evoked response audiometry (BERA) is often used. In this field, a new type of stimulus was designed: the LS CE-Chirp. This stimulus not only compensates for the cochlear travelling wave delay, but also for the upward spread of excitation at higher levels, and an increased change of the cochlear neural delay with frequency at lower levels. Purpose The first aim of this study was to discern patients with a cognitive hearing loss from normal hearing people and patients with retrocochlear pathology in otoneurological measurements. The second aim was to examine how BERA and PTA thresholds correlate, using the LS CE-Chirp. Methods ABRs evoked by the LS CE-Chirp of 24 participants were analysed in this study. PTA was performed in octaves between 250 and 8000 HZ via AC without and with plug, and between 500 and 4000 Hz via BC without plug. BERA BB and NB measurements, at 1000 and 4000 Hz, were performed via AC and BC, without and with plug. BC BERA measurements were performed with the inverting electrode in retro- and pre-auricular position. The auditory brainstem thresholds and wave latencies were visually interpreted and defined by two independent clinicians. Results The results showed that for AC measurements, wave latencies were significantly longer in the condition with plug than in the condition without plug; but for BC measurements, there was no significant difference in wave latencies between the two conditions. The results did not show significant different interwave intervals between the two conditions. Besides, the wave latencies were significantly shorter in AC measurements than in BC measurements. The results also showed that there was no significant effect of electrode position on the latencies of the waves nor the interwave intervals. Furthermore, the results showed that, overall, the correlation coefficients represented moderate to strong effects. But, a correction factor is needed to predict PTA thresholds by BERA thresholds, at 1000 and 4000 Hz in both AC and BC measurements. The correction factors for the combined data in this study, at 1000 Hz (p = .797b) and 4000 Hz (p =.801b) in AC measurements are recommended for the use in clinical practice. Conclusion The findings showed that BC measurements can discern patients with a conductive hearing loss from normal hearing people and patients with retrocochlear pathology. In addition, the findings showed that BERA thresholds can accurately predict PTA thresholds when a correction factor is used.Item Breath groups and fluency in spontaneous speech after a total laryngectomy(2024-05-30) Vos, MirjamThe main research question is “For tracheoesophageal speakers, what is the effect of the total laryngectomy on breath groups and fluency compared to a control group?” This question was investigated by looking at words and syllables in breath groups and the fluency of the speech (the interject ‘eh’, stutters and repetitions, also known as ‘mazes’). Sixteen patients who underwent a total laryngectomy and sixteen control patients matched on age, sex and education were selected for this study. The participants were presented two short Looney Tunes videos and were asked to give a summary. Then they were given the Cookie Theft task and all patients were asked to explain what they saw. All speech was annotated and analysed and statistical linear regression analyses were performed to find statistically significant differences between the two groups. The TL group spoke statistically significantly fewer words in total, and statistically significantly fewer syllables and words per breath group compared to the Control group. The TL group was more fluent than the Control group regarding the interjection ‘eh’, possibly due to better planning abilities of the TL participants.Item Capaciteit van het auditief korte termijn- en werkgeheugen en de relatie met taalbegrip bij kinderen met een Cochleair Implantaat(2017-08-22) Bemmelen, Rosa E.Een cochleair implantaat biedt dove en slechthorende kinderen de mogelijkheid tot (beter) horen. Toch lopen zij in hun taalontwikkeling vaak nog achter op normaal horende kinderen. Deze achterstand wordt veroorzaakt door verschillende factoren, zo ook de capaciteit van het auditief korte termijn- en werkgeheugen van deze kinderen. In dit onderzoek is gekeken naar de capaciteit van het auditief korte termijn- en werkgeheugen bij kinderen met een cochleair implantaat (CI ) in de leeftijd van 6 tot 14 jaar.Er werd gekeken of er een verschil in capaciteit was in vergelijking met normaal horende (NH) leeftijdgenootjes, en wat de invloed van leeftijd hierin was. Ook de relatie tussen het auditief korte termijn- en werkgeheugen en taalbegrip komt aan bod.Item Chasing Luisterexperiment: Onderzoek naar het effect van online spraaktherapie bij dysartriepatiënten(2017-07-13) Geelen, S.E.J.C.Tijdens dit onderzoek wordt er gekeken naar het effect van online spraaktherapie, bestaande uit E-Learning gestuurde SpraakTraining (EST) en CHAllenging Speech training in Neurological patients (CHASING), op de spraakverstaanbaarheid bij dysartriepatiënten. Onlangs is het CHASING project opgericht. Zij hebben een ‘serious game’ bedacht om de motivatie te bevorderen tijdens online spraaktherapie. Dit onderzoek is een vooronderzoek op het CHASING-project om te kijken hoe het onderzoek praktisch het best uitgevoerd kan worden en of deze ‘serious game’ de spraak inderdaad positief beïnvloed. De hypothese is dat er een positief effect van de therapie blijkt op de spraakverstaanbaarheid. Vier proefpersonen hebben de spraak van twee patiënten voor en na de therapie met elkaar vergeleken, zonder dat zij wisten in welke volgorde deze aangeboden werd. Uit de resultaten blijkt dat er een positief significant effect is van de therapie op de spraakverstaanbaarheid. Deze uitkomst is echter niet representatief, omdat het onderzoek kleinschalig is uitgevoerd. Uit dit onderzoek blijkt dat de gebruikte methode en aanpak geschikt zijn voor eventueel vervolgonderzoek.Item Chirp auditory brainstem evoked response audiometry via bone conduction in normal hearing males.(2021-03-23) Langejans, J. F. A.Background To determine whether patients in an audiological setting have hearing problems, normative data from similar people with normal hearing is needed. Previous research already gathered this normative data for females with LS-CE Chirps, but the male data was lacking. This data needed to be gathered with LS-CE Chirps since they are relatively new in this field. These stimuli compensate for the travelling wave delay, the upwards spread of excitation levels, and an increased change of the cochlear neural delay with frequency at lower levels. Purpose The aim of this study was gathering normative data for healthy, normal hearing adult males on Brainstem Evoked Response Audiometry (ABR) measurements, with both Air (AC) and Bone conducted (BC) stimuli. Secondly, both ABR latency data and threshold correlation data were to be examined in these normal hearing adult males. However, due to the nature of the participant group used, the data cannot be regarded as normative for the entire population. Methods The audiometric data of 20 male participants was obtained. AC and BC ABR latencies, evoked with LS-CE Chirps 1 kHz, 4 kHz and broadband, were compared with each other. ABR AC and BC hearing thresholds were compared and correlated with PTA evoked AC and BC thresholds at 1 and 4 kHz. The data of five participants from previous research were added to the analysis. Results It was found that the AC evoked latencies were shorter than the BC measurements, which is consistent with previously conducted studies. The results show that there was a significant effect (p ≤.001) of the presented frequency on the wave latencies, the broadband stimuli result in different latencies than the 1000 and 4000 Hz stimuli. Though this finding is not consistent with all previous research. Correlation measurements showed that the correlation effects between PTA and ABR thresholds varied from moderate (R = .55 for BC 4000 Hz) to strong (R=.75 for AC 4000 Hz) to very strong (R=.81 for AC 1000 Hz, R = .86 for BC 1000 Hz), though correction factors do need to be applied. However, these results should be taken with caution as the outliers in the dataset heavily influenced the significance of the correlation measurements. Conclusion The obtained data can be used in clinical practice to compare with non-healthy patients. PTA thresholds can be predicted by ABR thresholds in males when a correction factor is applied, i.e., a correction factor of 1.15 dB and a constant of 8.4 dB for 1 kHz AC, a correction factor of .95 dB for 4000 Hz AC, a correction factor of .68 dB and a constant of 5.4 dB for 1 kHz BC. The variance in PTA thresholds in 4 kHZ BC could not be predicted by ABR thresholds.Item Communicatieve Taaltherapie en het automatisch berekenen van spraakkenmerken bij kinderen met een taalontwikkelingsstoornis.(2023-03-15) Laak, van de , FemkeIn deze thesis wordt onderzocht of er een verschil in akoestisch - fonetische spraakkenmerken gevonden kan worden voor logopedische interventies (Communicatieve Taaltherapie & reguliere logopedie) die toegepast kunnen worden voor kinderen met een TOS. Het automatisch berekenen van 103 spraakkenmerken wordt middels de Recursive Feature Elimination en statistische analyses berekend. Er worden in deze thesis 35 akoestisch - fonetische spraakkenmerken gevonden die een verschil kunnen aantonen tussen kinderen voorafgaand aan het ontvangen van CTT en direct ná het ontvangen van CTT. Bij de tweede vergelijking tonen slechts 19 kenmerken een verschil aan tussen de klasse die CTT ontvangt en de klasse die reguliere logopedie krijgt. Geconcludeerd kan worden dat het mogelijk is om een verschil in akoestisch - fonetische spraakkenmerken te vinden voor logopedische interventies, die toegepast kunnen worden voor kinderen met een TOS. Voor een logopedist is het daarmee beter mogelijk om een geschikte therapie toe te passen.Item Cortical Auditory Plasticity of Coclear Implant Users.(2023-12-08) Lentz, MirjamIntroduction: In this research, the goal was to investigate the cortical auditory neural plasticity of adult CI users over time. The study investigates whether subjects demonstrate changes in the evoked potential P300’s latency and amplitude, as well as speech perception, after nine years of CI use. Methods: In this longitudinal study, auditory cortical responses of the P300 evoked potential, elicited by pure-tone stimuli within an oddball paradigm, were recorded in twenty CI users, divided in three groups: congenital (N = 4), prelingual (N = 7) and postlingual (N= 9) deaf individuals. Additionally, the speech recognition score of each subject was assessed using speech audiometry. All subjects participated in a similar research, executed nine years ago, which allows a within-subject comparison between the two times of measurements. Results: Significant shorter P300 latencies were found for the measurement of 2023 compared to 2014 (p = .033). The amplitude of the P300 was also higher for the measurement of 2023, however only partial significant. No significant difference was found for the speech recognition between the two times of measurement. Additionally, no significant correlation was found between the speech recognition and the P300 characteristics. The postlingual group showed better speech recognition than the congenital and prelingual group (p = .009). Conclusion: the auditory cortex of adult CI users appears to show neural plasticity, reflected in,Item De invloed van Executieve Functies op de vertelvaardigheid van kinderen met een Taalontwikkelingsstoornis.(2022-08-24) Lier, van, LoukaIn de huidige studie wordt bekeken wat de invloed is van Executieve Functies (EF’s) op de vertelvaardigheid van kinderen met een Taalontwikkelingsstoornis (TOS). Om dit onderzoek uit te voeren zijn de EF’s aandacht, werkgeheugen (WG), inhibitie en cognitieve flexibiliteit in verband gebracht met de narratieve vaardigheid. Deze narratieve vaardigheid is aan de hand van zelf vertellen (Frog Story Test) en navertellen (Bus Story Test) bekeken. De taalmaten die op deze testen onderzocht zijn betreffen de zinslengte (MLU), de grammatica (MSA) en het percentage plotelementen. Dit betekent dat zowel naar de microstructuur als macrostructuur gekeken is. Verwacht werd dat onder andere de EF WG in relatie zou staan met de vertelvaardigheid. Bovendien werd ook tussen de EF’s aandacht, inhibitie en cognitieve flexibiliteit een potentiële relatie met vertelvaardigheid verwacht, maar de precieze samenhang zou uit het onderzoek moeten blijken. Allereerst is bij het vergelijken van de vertelvaardigheid op groepsniveau (relatief zwakke EF versus relatief sterke EF, ingedeeld op WG) naar voren gekomen dat kinderen met TOS met relatief zwakke EF, in het geval van zowel zelf vertellen als navertellen van een verhaal, meer grammaticale fouten en minder lange zinnen maken dan kinderen met relatief sterke EF. Daarnaast is gebleken dat bij zelf vertellen van een verhaal de kinderen met relatief zwakke EF niet anders scoren op plotstructuur dan de kinderen met relatief sterke EF, waar dit bij navertellen van een verhaal wel het geval is. De plotstructuur bij zelf vertellen lijkt dus niet met WG samen te hangen en daarnaast lijkt ook geen enkele andere EF de plotstructuur te kunnen voorspellen. Bij navertellen lijkt zowel WG als selectieve aandacht als voorspeller voor de plotstructuur te gelden, voor kinderen met relatief lage EF-scores.Item De invloed van taalafstand op uitspraak: hoe goed zijn Duitse tweedetaalleerders van het Nederlands in het uitspreken van de Nederlandse ui-klank ten opzichte van Poolse tweedetaalleerders?(2023-08-28) Janssen, MaritEr is relatief weinig bekendheid over alles wat komt kijken bij de uitspraak van een tweede taal, terwijl dit van groot belang is voor effectieve communicatie met moedertaalsprekers. Het geeft inzicht in welke klanken tweedetaalleerders moeilijk vinden om uit te spreken, zodat hier weer op geanticipeerd kan worden door de spreekvaardigheid vaker en gerichter te oefenen. Dit zou onder andere communicatieproblemen kunnen voorkomen. Voor het huidige onderzoek is de uitspraak van de ui-klank van Duitse en Poolse tweedetaalleerders van het Nederlands onderzocht. Deze klank is specifiek gekozen, omdat het één van de moeilijkste klanken van het Nederlands is om uit te spreken en daarnaast komt deze in zowel het Duits als het Pools niet voor. Zo kan de invloed van taalafstand bepaald worden, op een klank die voor beide groepen onbekend is. Hiervoor hebben moedertaalsprekers van het Nederlands de uitspraak van de ui-klank door Duitse en Poolse tweedetaalleerders beoordeeld op een Likertschaal. Er zijn regressie-analyses uitgevoerd om te bepalen of er een significant hoofdeffect bestaat voor moedertaal, waarbij de hypothese is gesteld dat de Duitse groep significant hoger scoort dan de Poolse groep. Dit is gebaseerd op taalafstand; het Duits en het Nederlands hebben meer gemeenschappelijke kenmerken dan het Nederlands en het Pools. Uit de resultaten blijkt dat er geen significant effect bestaat voor moedertaal. De Poolstalige groep behaalde gemiddeld zelfs een hogere score dan de Duitstalige groep.Item De perceptie van spraakklanken na een behandeling van kanker in de mondholte.(2024-01-16) Kuling, DeniseIn het huidige kwantitatieve onderzoek, uitgevoerd in het Antoni van Leeuwenhoek Ziekenhuis in Amsterdam, werden de effecten van spraakproductieproblemen, veroorzaakt door een tumor in de mondholte of de behandeling van mondholtekanker, op de waarneming van spraakklanken onderzocht. Tien patiënten met mondholtekanker en twaalf controlepersonen namen deel aan het onderzoek. Deelnemers classificeerden woorden die zij hoorden. De spraakklanken die werden gebruikt tijdens de taken waren /u/, /y/, /k/, /x/, /s/, /ʃ/, /l/ en /n/. Tijdens de perceptietaak moesten deelnemers woorden categoriseren op een /u/-tot-/y/, /k/-tot-/x/, /s/-tot-/ʃ/ en een /l/-tot-/n/ continuüm. Resultaten toonden geen significant effect tussen deelnemersgroepen en de classificatie van spraakgeluiden. Dit suggereert dat patiënten met mondholtekanker in dit onderzoek spraakgeluiden niet anders waarnemen dan controledeelnemers. Het onderzoek concludeerde dat het niet mogelijk was om vast te stellen dat veranderingen in articulatie invloed hebben op hoe patiënten met mondkanker spraakklanken waarnemen. De belangrijkste verklaring voor het huidige resultaat werd toegeschreven aan het gebruik van een kleine steekproefomvang.Item De Voice Trainer bij atactische dysartrie(2022-07-07) Posthouwer, EllenAchtergrond en doelstelling: Er is momenteel nog weinig onderzoek gedaan naar een effectieve spraakbehandeling voor patiënten met een atactische dysartrie als gevolg van progressieve ataxie. Eerdere onderzoeken suggereren dat de LVST® een geschikte interventie zou kunnen zijn om mensen met progressieve ataxie te behandelen. Het Radboudumc heeft de Voice Trainer applicatie ontwikkeld om de spreektechniek “luid en laag” mogelijk te kunnen generaliseren. De Voice Trainer zou een bijdrage kunnen leveren aan een betere controle over toonhoogte en luidheid, wat de natuurlijkheid van de spraak bij deze patiëntengroep kan verbeteren. De verwachting was dat na intensief gebruik van de Voice Trainer de spraak natuurlijker zal gaan klinken. Methode: Voor dit onderzoek is er data verzameld van patiënten met atactische dysartrie voorafgaand aan (T0), direct na (T1) en drie maanden na (T2) de logopedische behandeling met ondersteuning van de Voice Trainer app. Er zijn in dit huidige onderzoek audio-opnames van de voormeting (T0) en de nameting (T1) van een leestaak gebruikt voor het opzetten van twee verschillende luisterexperimenten, waarbij logopedisten de natuurlijkheid van de spraak moesten beoordelen. In het DME luisterexperiment beoordeelden logopedisten de natuurlijkheid van de spraak aan de hand van een standaardmodulus. In het PC luisterexperiment gaven de logopedisten hun voorkeur aan in welke opname zij de spraak natuurlijker vonden klinken. Resultaten: Uit de statistische analyse van het DME luisterexperiment is gebleken dat logopedisten de natuurlijkheid van de spraak niet significant hoger beoordelen op de nameting (T1) ten opzichte van de voormeting (T0). Op individueel niveau werd er bij een aantal patiënten wel vooruitgang in de natuurlijkheid aangetoond, maar er werden geen effecten voor leeftijd, geslacht en verstaanbaarheid gevonden. Uit het PC luisterexperiment is gebleken dat logopedisten geen significante voorkeur hadden voor de opnames van nameting (T1), wat betekent dat de spraak na de behandeling niet als zijnde natuurlijker werd beoordeeld. De voorkeur was afhankelijk van de volgorde waarin de opnames werden aangeboden (T0-T1 of T1-T0). Er werd in de meeste gevallen gekozen voor de laatst aangeboden opname. Discussie: De resultaten tonen aan dat de logopedische therapie met gebruik van de Voice Trainer nog niet leidt tot een verbetering van de natuurlijkheid van de spraak bij patiënten met progressieve ataxie. Op individueel niveau lijkt de Voice Trainer bij aantal patiënten wel effectief te zijn. Gezien de beperkingen van de huidige studie wordt vervolgonderzoek naar de effectiviteit van de Voice Trainer aangeraden, om zo te onderzoeken of deze ingezet kan worden als geschikte interventie voor deze patiëntengroep.Item Diadochokinesesnelheid: Een onderzoek naar de invloed van afstand van articulatieplaatsen op de diadochokinesesnelheid(2017-07-13) Manacker, E.W.R.P. van denIn dit onderzoek is met diadochokinesetaken onderzocht wat het effect is van de af te leggen articulatieafstand op de diadochokinesesnelheid. Aan dit onderzoek namen zes proefpersonen deel in de leeftijd van 22-29 jaar. Uit de literatuur bleek een grote marge te zijn in de gemiddelde diadochokinesesnelheid van de drielettergrepige reeks /pataka/. Dit heeft geleid tot een nieuwe hypothese, namelijk dat het aantal af te leggen articulatieplaatsen van invloed is op de diadochokinesesnelheid. Om te kijken of het onderdeel diadochokinese in het Nederlandstalig dysartrieonderzoek volwassenen (NDO-V) een aanpassing vergt. Tijdens de diadochokinesetaak werden tweelettergrepige reeksen gebruikt met een verschil van één of twee articulatieplaatsen in afstand, waarbij /pa/, /ta/ en /ka/ werden gebruikt en afgewisseld in lettergreepreeksen. Resultaten van dit onderzoek laten zien dat het verschil tussen de diadochokinesnelheid bij tweelettergrepige reeksen met één articulatieplaats en twee articulatieplaatsen niet significant is. De diadochokinesetaak in het NDO-V dient dus niet te worden aangepast.Item Diadochokinesevaardigheden van Nederlandse en Duitse 4-7-jarigen.(2022-08-29) Scheffers, JokeDiadochokinesetaken (het zo snel mogelijk herhalen van tegengestelde bewegingen, in dit kader het zo snel mogelijk uitspreken van monosyllabische reeksen als /papapa…/, /tatata…/ en /kakaka…/ en multisyllabische reeksen als /pataka…/, /pata…/ en /taka…/), vormen een veelgebruikt onderdeel in de diagnostiek van verschillende spraakmotorische stoornissen. Hierbij zijn referentiewaarden van groot belang. Diadochokinesetaken hebben een reputatie als een taalonafhankelijke taak, maar toch worden in de literatuur verschillen in maximum prestatie tussen sprekers van verschillende talen beschreven. Om bij te dragen aan de kennis over de spraakmotorische ontwikkeling van zich normaal ontwikkelende kinderen en over mogelijke verschillen tussen jonge sprekers van het Nederlands en het Duits, twee sterk aan elkaar gerelateerde talen, zijn maximale prestaties van 111 Duitse en 111 Nederlandse, op leeftijd en geslacht aan elkaar gematchte, 4;0-6;11-jarigen met elkaar vergeleken. Dit is gebeurd op basis van data verzameld volgens het protocol van Diepeveen et al. (2019), waarbij kinderen de zes eerdergenoemde reeksen naspreken na gestandaardiseerd voorbeeld van een computer. Hierna is de Maximum Repetition Rate in syllaben per seconde bepaald door de duur van de reeks tussen de onset van de tweede syllabe en de onset van de laatste syllabe te delen door het aantal geproduceerde syllaben in dit tijdsbestek. Uit vergelijking van de behaalde Maximum Repetition Rates door middel van een mixed ANOVA waarin de taal van het kind en de verschillende reeksen als factoren zijn meegenomen bleek dat er noch een effect van taal, noch een interactie-effect tussen taal en reeks bestond. Wel werd in overeenstemming met eerder onderzoek een effect van reeks gevonden. Deze resultaten wijzen erop dat er geen verschil in diadochokinesevaardigheden tussen Nederlandse en Duitse kinderen bestaat, hoewel de resultaten met enige voorzichtigheid geïnterpreteerd moeten worden door geobserveerde afwijkingen van het afnameprotocol.