Abstract:
In deze scriptie zijn paratekstuele, vormelijke en inhoudelijke aspecten onderzocht van Luceberts dichtbundel Apocrief/ De Analphabetische naam in het algemeen en van de bundelafdeling Apocrief en het gedicht 'Exodus' in het bijzonder, om erachter te komen of 'Exodus', dat relatief laat is geschreven en ingelast in de dichtbundel, een grote verwantschap vertoont met de rest van de dichtbundel of juist niet. Het is duidelijk geworden dat 'Exodus', ondanks zijn relatief late compositie, een relatief grote verwantschap vertoont met de rest van de bundel.