Abstract:
Aan het eind van de jaren vijftig worden auto’s steeds goedkoper, wat betekent dat steeds meer mensen een auto kunnen aanschaffen en er een levendige autocultuur ontstaat. Een belangrijke spil in de creatie en verandering van de autocultuur zijn reclames. In historische publicaties is sinds de jaren negentig meer aandacht gekomen voor autoreclames en hun invloed op autocultuur en vice versa. De wisselwerking tussen fabrikant, reclamemakers en consumenten biedt interessante mogelijkheden voor cultuurhistorisch onderzoek. Dit onderzoek richt zich op die wisselwerking. De onderzoeksvraag luidt: Hoe zetten reclamemakers in de jaren 1958 en 1959 reclamestrategieën in bij het verkopen van auto’s en hoe verhoudt dit zich tot de autocultuur in Nederland? Daarbij worden drie strategieën uitgelicht. De eerste gaat vooral over status, de tweede over genderrollen in reclames en de laatste over symbolische waarde die aan bepaalde auto’s of merken wordt toegeschreven.