Monitoring van decentralisaties: idealen versus praktijk

Keywords

No Thumbnail Available

Issue Date

2025-05-23

Language

nl

Document type

Journal Title

Journal ISSN

Volume Title

Publisher

Title

ISSN

Volume

Issue

Startpage

Endpage

DOI

Abstract

In 2015 heeft de decentralisatie van de Wet maatschappelijke ondersteuning (WMO), de Jeugdwet en de Participatiewet plaatsgevonden. Een centrale gedachte achter deze decentralisaties had te maken met het verhogen van de effectiviteit van beleid. Om te achterhalen in hoeverre gevoerd beleid effectief is, wordt evaluatie en monitoring ingezet. Toch blijkt uit onderzoek dat het ontwikkelen van een monitor, die de effectiviteit meet binnen het sociaal domein, voor gemeenten nog een lastige opgave is. Dat komt mede door de complexiteit van zowel de context alsook de dienstverlening zelf. Uit de wetenschappelijke literatuur blijken er daarnaast drie perspectieven te zijn op evaluatie en monitoring, namelijk het rationeel-analytische perspectief, het constructivistische perspectief en het contextueel-realistische perspectief. Alle drie de perspectieven hebben andere aannames over effectiviteit. Afhankelijk van welk perspectief domineert, zal een andere invulling worden gegeven aan het monitoren en aan wat effectiviteit inhoudt. Het is echter onduidelijk welke factoren ertoe leiden dat een perspectief of een combinatie van perspectieven wordt toegepast op het realiseren van een monitor. De hoofdvraag luidt dan ook: “Hoe kan de inrichting van monitoring van het sociaal domein door gemeenten verklaard worden?”. Binnen dit onderzoek is een casestudy toegepast. De gemeente Overbetuwe wordt als een geschikte casus gezien voor dit onderzoek. Deze gemeente heeft namelijk een monitor ontwikkeld die de effectiviteit van een zestal diensten binnen het sociaal domein poogt te meten. Om de hoofdvraag te beantwoorden, is gekeken welke perspectieven op evaluatie en monitoring heersen bij respondenten en welke perspectieven domineren bij het eindresultaat van de effectmonitor. Vervolgens is de discrepantie tussen proces en resultaat verklaard aan de hand van praktische afwegingen, de politiek-bestuurlijke context en overige inductief gevonden factoren. De benodigde informatie is verzameld door middel van documentanalyse, directe participerende observaties en semigestructureerde interviews. Opvallend aan de resultaten is dat het contextueel-realistische perspectief heerst bij tien van de twaalf respondenten, terwijl dit perspectief nauwelijks terug valt te zien bij het dashboard. Bij het proces alsook het resultaat domineert namelijk het rationeel-analytische perspectief. Daarom is sprake van een grote mate aan discrepantie. Deze discrepantie kan verklaard worden door de voordelen van het rationeel-analytische perspectief en de nadelen van het constructivistische- en contextueel-realistische perspectief. Een doorslaggevend voordeel betreft bijvoorbeeld de efficiëntie in termen van tijd, geld en moeite. Welk perspectief in de praktijk wordt doorgevoerd, wordt dus mede bepaald door de praktische afwegingen van een perspectief. Daarnaast geven ook factoren als laagdrempeligheid van de onderzoeksmethode en groepsdynamiek tussen ambtenaren een doorslaggevende rol in het al dan niet toepassen van een perspectief. De toekomst van de effectmonitor wordt bepaald door bezuinigingen. Maar wanneer deze wordt doorontwikkeld, zal er meer verdieping worden gerealiseerd, om meer recht te doen aan de complexiteit en context van de dienstverlening, iets wat respondenten eerder al verlangden. Wellicht verkleint de mate van discrepantie bij de doorontwikkeling en vallen kenmerken van het contextueel-realistische perspectief dan meer terug te zien. Uit de resultaten komt naar voren dat een meerderheid van de respondenten een combinatie maakt tussen twee of drie perspectieven. De wetenschappelijke literatuur schetst de drie perspectieven op evaluatie en monitoring als drie aparte ideaaltypen, terwijl dit in de praktijk dus niet het geval is. Ook heeft dit onderzoek in kaart gebracht welke verklarende factoren een rol spelen bij het al dan niet toepassen van een perspectief, ofwel de uiteindelijke invulling van een monitor. Deze bevindingen kunnen een aanvulling zijn op de wetenschappelijke literatuur rondom evaluatie en monitoring. Niet alleen gemeente Overbetuwe, maar ook andere Nederlandse gemeenten dienen ervan bewust te zijn dat de praktische afwegingen doorslaggevend zijn bij de invulling van een monitor in het sociaal domein, in plaats van de individuele overtuiging. Hier kunnen gemeenten van leren bij het (door)ontwikkelen van een monitor die de effectiviteit van het sociaal domein poogt te meten.

Description

Citation

Supervisor

Faculty

Faculteit der Managementwetenschappen