Onze nieuwe toekomst. Op weg naar effectievere vormen van beleidsparticipatie

Keywords
Loading...
Thumbnail Image
Issue Date
2015-10-15
Language
nl
Journal Title
Journal ISSN
Volume Title
Publisher
Abstract
Sinds 1 januari 2015 is de uitvoering van de Jeugdwet, de Participatiewet en de Wet maatschappelijke ondersteuning [Wmo] gedecentraliseerd naar het gemeentelijke niveau. Door deze decentralisaties is het effectief vormgeven van beleidsparticipatie steeds belangrijker is geworden. Ten eerste is de nadruk op beleidsparticipatie in de sociale wetgeving toegenomen sinds de decentralisaties en ten tweede hebben de decentralisaties diverse veranderingen met zich mee gebracht die de vraag hebben doen opkomen hoe toekomstbestendig de huidige vormen van beleidsparticipatie zijn. Ook de gemeente Lingewaard worstelt met deze vraag en intern heerst het idee dat beleidsparticipatie anders, effectiever kan worden ingericht. Dit onderzoek analyseert daarom de mate waarin de huidige vormen van beleidsparticipatie effectief zijn met als doel aanbevelingen te formuleren voor de toekomst. Ze focust zich op het sociaal domein, aangezien de genoemde decentralisaties binnen dat domein hebben plaatsgevonden. De vraagstelling die hierbij hoort is de volgende: wat zijn de succes- en faalfactoren voor een effectieve vormgeving van beleidsparticipatie en in hoeverre zijn deze aanwezig in de huidige beleidsparticipatietrajecten in het sociaal domein van de gemeente Lingewaard? Beleidsparticipatie houdt in dat burgers betrokken zijn bij het “opstellen, uitvoeren en evalueren van overheidsbeleid, in het bijzonder gemeentelijk (Wmo-)beleid” (Movisie, 2014a). Er is sprake van een effectieve vormgeving van beleidsparticipatie als het de legitimiteit, de kwaliteit en het draagvlak van beleid doet toenemen. Om de vraagstelling te beantwoorden, is een literatuurstudie gehouden en zijn er interviews afgenomen met zowel participanten als ambtenaren. Gebleken is dat de participatieladder gebruikt kan worden om aan te tonen hoe effectief een traject is. Daarbij geldt dat trajecten die hoger op die ladder eindigen, effectiever zijn. Dat vrijwel alle onderzochte trajecten op de onderste helft van deze participatieladder eindigen, duidt er dan ook op dat er nog belangrijke slagen te maken zijn als het gaat om de effectiviteit van beleidsparticipatie. De resultaten tonen aan dat de gemeente nog veel zelf de macht in handen houdt tijdens de beleidsparticipatietrajecten. Op basis hiervan dient het aanbeveling dat de gemeente meer macht afstaat aan haar participanten. Dat houdt onder andere in dat ze het beleidsproces meer aan hen overlaat en de uitkomsten van beleidsparticipatie zonder meer overneemt in beleid, tenzij dat echt onmogelijk is. Is dat onmogelijk, dan dient de gemeente de participanten dat uit te leggen. Momenteel is er vaak helemaal geen informatie over waarom input al dan niet wordt overgenomen. En niet alleen hierover, maar ook over bijvoorbeeld het vervolgtraject ontbreekt vaak informatie. De resultaten hebben dan ook aangetoond dat de informatievoorziening op veel gebieden nog onvoldoende is en verbeterd moet worden om beleidsparticipatie effectief te laten zijn. Daarbij is het belangrijk dat de gemeente geen aannames doet over wat participanten al weten, maar hen altijd voorziet van alle beschikbare informatie over het beleidsproces en het beleidsdocument waar het om gaat. Als je als gemeente bang bent participanten te overladen met informatie, kun je ook een deel ervan actief naar hen toesturen en in dat deel duidelijk weergeven waar geïnteresseerden verdere informatie kunnen vinden. Verder is uit het onderzoek gebleken dat beleidsparticipatie toegankelijker moet worden. De trajecten op zich zijn voldoende toegankelijk en participanten geven aan dat zij hun mening ten gehore kunnen brengen tijdens de trajecten, maar er ontstaan problemen waar deze momenten er niet zijn. Het is dan namelijk moeilijk om contact op te nemen met de gemeente. De gemeente moet dit daarom laagdrempeliger maken door bijvoorbeeld de contactgegevens van de verantwoordelijke ambtenaar bij elk beleidsstuk te vermelden. Daarbij dient beleidsparticipatie vaker georganiseerd te worden. Tot slot kan de gemeente een rol spelen in het verbeteren van de infrastructuur tussen betrokken actoren. Hoewel dit al grotendeels goed gaat, zijn ook hier kleine verbeteringen mogelijk. Zo kan de gemeente stimuleren dat burgers zichzelf onderling meer gaan organiseren door zelf minder problemen op te pakken. Daarnaast kan ze de positie van verbinders versterken door bijeenkomsten te organiseren waar die verbinders andere organisaties en individuen kunnen ontmoeten. Op deze manier kunnen verbinders hun netwerk uitbreiden. Verder moet de gemeente meer erkenning en waardering tonen richting verbinders. Dit kan door serieus met hun input om te gaan en op die input te reageren. Dan toon je als gemeente namelijk aan dat er naar hen wordt geluisterd. De gemeente kan er ook wat meer op hameren dat verbinders belang moeten hechten aan alle drie hun functies: het stimuleren van onderling contact bij de achterban, het vertegenwoordigen van hun belangen én het geven van onafhankelijk advies. Tot slot dient er meer aandacht te komen voor beleidsdeskundigheid bij verbinders.
Description
Citation
Supervisor
Faculty
Faculteit der Managementwetenschappen