Vrijwilligers gezocht. Een mixed methods studie naar de motivatiefactoren vooraf en tijdens vrijwillige inzet

Keywords
Loading...
Thumbnail Image
Issue Date
2014-08-17
Language
nl
Journal Title
Journal ISSN
Volume Title
Publisher
Abstract
In deze studie is onderzocht welke factoren van belang zijn in de motivatie tot en tijdens vrijwillige inzet en in hoeverre er door de betrokken organisaties in de gemeente Ede hiermee rekening wordt gehouden. Hierbij is een onderscheid gemaakt tussen georganiseerd vrijwilligerswerk en informele vrijwillige inzet. Drie modellen zijn gekozen om de motivatiefactoren bij vrijwillige inzet te onderzoeken. Het rationele keuzemodel en het sociaal kapitaalmodel verklaren de afweging voor vrijwillige inzet. Het rationele keuzemodel veronderstelt een bewuste kostenbaten afweging van een rationeel individu, gericht op zijn eigen belang. In de literatuur zijn verschillende kosten en baten gevonden, die hier zijn gebruikt om het model te testen (Prestby, Wandersman, Florin, Rich & Chavis, 1990; Norton, Wandersman & Goldman, 1993; Clary et al., 1998a). Met het sociaal kapitaalmodel is gekeken naar de relationele invloed van de omgeving op het individu. Daarvoor is het bonding- en bridgingnetwerk van de respondenten, normen van wederkerigheid en algemeen vertrouwen onderzocht (van Deth, 2003). Daarnaast is door de onderzoeker een procesmodel ontworpen, met factoren die de vrijwilliger beïnvloeden vooraf en tijdens de vrijwillige inzet. Met het procesmodel is dus gekeken welke factoren de vrijwilliger beïnvloeden, wanneer hij eenmaal de afweging heeft gemaakt om zich vrijwillig in te zetten. Om de factoren vanuit deze modellen te testen, is een mix gebruikt van kwantitatieve en kwalitatieve dataverzameling. Er is een enquête gehouden onder vrijwilligers. Deze enquête is verspreid via verschillende organisaties die in de gemeente Ede werken met vrijwilligers. Ook is de enquête verspreid door burgers aan te spreken in het centrum van Ede, zodat ook diegenen die zich informeel vrijwillig inzetten en geen vrijwilligerswerk doen, zijn betrokken. In totaal zijn er 198 respondenten, waar na het verwijderen van missings en outlyers 141 van over zijn gebleven voor het statistisch onderzoek. Naast de enquête zijn interviews gehouden met acht vrijwilligers. Hierdoor is verklaringskracht worden toegevoegd aan de statistische bevindingen. Ook is gekeken hoe de factoren van toepassing zijn op groepen potentiële vrijwilligers, te weten jongeren en niet-westerse allochtonen. Voor deze groepen is gekozen, omdat uit beschikbare data blijkt dat zij minder dan gemiddeld vaak vrijwilligerswerk doen (SCP, 2013). Met informatie over de motivatiefactoren die bij deze groepen relevant zijn, kunnen praktische aanknopingspunten worden geformuleerd om hen te motiveren zich vaker vrijwillig in te zetten. Zo is een vergelijking worden gemaakt met de bevindingen bij de vrijwilligers. De volgende resultaten zijn uit het onderzoek gekomen. Het rationele keuzemodel verklaart deels vrijwilligerswerk en geen informele vrijwillige inzet. Vrijwilligerswerk wordt verklaard door baten, vrije tijd, bridgingnetwerk en gevraagd worden. Informele vrijwillige inzet wordt verklaard door normen van wederkerigheid, bondingnetwerk en het worden gevraagd voor inzet. Er is samenhang aangetoond tussen het bondingnetwerk en gevraagd worden, wat wordt verklaard doordat mensen anderen benaderen die zij al kennen. Ook is een samenhang aangetoond tussen bondingnetwerk en normen van wederkerigheid, net als tussen het bridgingnetwerk en normen van wederkerigheid. Voorts is een samenhang gevonden tussen het bridgingnetwerk en algemeen vertrouwen. Het sociaal kapitaalmodel is dus beter in staat vrijwillige inzet te verklaren. Qua procesfactoren zijn met name vraagverlegenheid, het zoeken naar aansluiting met interesses, ondersteuning bij het bepalen van grenzen tussen vrijwilliger en hulpbehoevenden, het blijven waarderen en uitleggen van regels belangrijk gebleken. Ook is gebleken dat het frame de overheid trekt zich terug en de burger moet meer zelf doen en voor elkaar zorgen gebleken niet aan te sluiten bij de belevingswereld van de respondenten. Tot slot is de aanwezigheid van professionals erg belangrijk voor vrijwilligers, als vraagbaak en om te helpen grenzen te stellen aan het werk van vrijwilligers. Uit de kwalitatieve interviews bleek het volgende. Jongeren blijken een beperkt bonding- en bridgingnetwerk te hebben, waardoor zij handelsverlegenheid ervaren. Ze vinden het namelijk moeilijk om hulp aan te bieden aan mensen die ze niet goed kennen. Vraagverlegenheid herkennen de jongeren ook. Er is daarnaast te weinig informatie over de mogelijkheden voor vrijwilligerswerk, zeker aansluitend op hun behoefte voor flexibiliteit. Ook geven zij aan niet gevraagd te worden voor vrijwillige inzet. Niet-westerse allochtonen hebben een groot bondingnetwerk, waar veel informele vrijwillige inzet voor wordt verricht. Voor hen is het een belemmering om vrijwilligerswerk te gaan doen, omdat zij zich niet altijd welkom voelen bij de organisaties en ze een negatief beeld hebben over vrijwilligerswerk. Aanbevelingen zijn onder meer een actieve benadering van jongeren en niet-westerse allochtonen, het ontwikkelen van een frame dat aansluit bij de belevingswereld van burgers, het ontwikkelen van een puntensysteem voor wederkerigheid en investeren in het leren grenzen stellen van vrijwilligers.
Description
Citation
Supervisor
Faculty
Faculteit der Managementwetenschappen