De individuele meerwaarde van netwerkdeelname verklaard

Keywords
Loading...
Thumbnail Image
Issue Date
2014-11-06
Language
nl
Journal Title
Journal ISSN
Volume Title
Publisher
Abstract
Doordat gemeenten tegenwoordig steeds meer geconfronteerd worden met grensoverschrijdende vraagstukken, bijvoorbeeld vraagstukken die voortkomen uit de op dit moment heersende decentralisaties in het sociale domein, is het niet langer mogelijk voor gemeenten om vraagstukken individueel op te lossen (Van Duivenboden & Veldhuizen, 2001; Popp et al. 2013). Gemeenten zijn genoodzaakt om samen te werken en dit lijkt steeds meer te worden gedaan in de vorm van een netwerksamenwerking (Vereniging van Nederlandse gemeenten, 2014; Platform 31, 2014). Echter, wat weten we eigenlijk over dit type samenwerkingsvorm? Hoe effectief is het totale netwerk en levert het voor de afzonderlijke actoren die deelnemen en de organisatie die zij vertegenwoordigen iets op? Anders geformuleerd, wat is de ‘individuele’ meerwaarde van netwerkdeelname en hoe is deze meerwaarde te verklaren? In deze thesis is antwoord gegeven op de vraag: In hoeverre is de door participanten al dan niet ervaren individuele meerwaarde van netwerkdeelname te verklaren vanuit de effectiviteit van het totale netwerk? Voor de beantwoording van deze vraag zijn er twee netwerken onderzocht: het Platform Middelgrote Gemeenten (PMG) en Utrecht 10 (U10). Kijkend naar de bestaande literatuur over netwerken blijkt dat deze vorm van samenwerking in dynamiek afwijkt van een meer traditioneel samenwerkingsverband, waar gemeenten tot voorheen voornamelijk in participeerden. In een netwerksamenwerking wordt meer de nadruk gelegd op relationele verhoudingen met een informele structuur, terwijl de relaties tussen actoren in traditionele samenwerkingsverbanden ondergeschikt zijn aan procedures en een hiërarchische structuur. Dit leert ons dat er in samenwerkingsverbanden een theoretische verschuiving plaatsvindt van een structuurbenadering, naar een relatiebenadering. Dit betekent dat een netwerksamenwerking een andere werkwijze vereist dan gemeenten van oorsprong zijn gewend. Of een netwerksamenwerking effectief is, is empirisch te meten door te kijken naar twee perspectieven, te weten een perspectief gericht op concrete netwerkoutput en een perspectief gericht op relationele verhoudingen tussen actoren in een netwerk. In ieder perspectief zijn er verschillende factoren te onderscheiden die met elkaar interacteren en daarmee het genereren van netwerkoutput of optimale relaties in een netwerk stimuleren of belemmeren. Over de individuele meerwaarde van netwerkdeelname is tot nu toe in de bestaande literatuur weinig bekend. Wel blijkt uit eerdere publicaties dat het voor de meerwaarde van netwerkdeelname van belang niet alleen te kijken naar wat het totale netwerk oplevert, maar om ook te kijken naar de doorwerking van deze eventuele opbrengsten in de gemeente zelf die participeert. Uit deze thesis blijkt dat de individuele meerwaarde van netwerkdeelname slechts deels te verklaren is op basis van de effectiviteit van het totale netwerk. Zo blijkt uit de resultaten dat zowel het PMG als de U10 niet overtuigend effectief zijn, maar participanten wel degelijk de meerwaarde van netwerkdeelname inzien. De meerwaarde ligt voor het PMG vooral op het gebied van kennisdeling en relaties ontwikkelen, en bij de U10 is de meerwaarde van netwerkdeelname voornamelijk gebaseerd op netwerkoutput. Opvallend is echter dat in beide netwerken de samenwerking niet optimaal verloopt door onder andere de informele structuur die wordt gehanteerd, en de concrete netwerkoutput wordt ook niet door iedere respondent erkend. Deze conclusie roept de vraag op hoe het dan toch zo kan zijn dat er door participanten een meerwaarde wordt erkend. Op basis van de resultaten is vermoedelijk het type doelgroep van een netwerk ook bepalend voor de ervaren individuele meerwaarde. Verder is op basis van de resultaten een aantal dilemma’s te onderscheiden voor het PMG en de U10. De gemeenschappelijke deler hierin is een twijfelachtig vooruitzicht op de lange termijn van het functioneren van beide netwerken door de informele structuur die wordt gehanteerd. Dit wekt de indruk dat op de lange termijn de aantrekkingskracht van een informele netwerksamenwerking haar glans verliest en daarmee eerder als valkuil fungeert.
Description
Citation
Supervisor
Faculty
Faculteit der Managementwetenschappen